Het overlijden van zanger Ramses Shaffy op 1 december jl. gaat vaste
column schrijver en reporter John Wilson aan het hart. Shaffy had niets
met zeilen en had waarschijnlijk geen enkel besef over het bestaan van de Soloklasse. Ondanks dat zijn de volgende legendarische woorden af
te lezen van menig Solo zeiler: Mens durf te leven! Lees hieronder
het relaas van John Wilson over Ramses Shaffy.
In het jaar dat Simon Vinkenoog naar de eeuwige jachtvelden gegaan is, stapt Ramses Shaffy nu ook uit de boot. Dat is ernstig. De Ramses-geuzenmentaliteit van de Hollandse liedkunst, is daarmee met de laatste ademtocht uit zijn doodsbed, het grote zwarte gat in gevlogen. Mijn moeder zong naar hartelust mee met Shaffy’s: ‘Zing, Vecht Huil, Bid…’ En terecht. Het is een lied voor de dakloze, de vluchteling. De bankmanager die zijn bonus niet meekrijgt en de terdood veroordeelde, die na een laatste trek aan de sigaret, het schavot monter opstapt.
Shaffy deed het toch maar. Zijn persoonlijke leed was niet te overzien, maar met een onwapenende blijheid ging hij volgens kenners op het avontuur af. Kick Stockhuizen, de wandelende almanak van de Nederlandse liedkunst, vertelde dezer dagen dat Shaffy bij het aanhoren van het nieuws over zijn dodelijke ziekte zei: ‘Dan hebben we weer een nieuw avontuur’.
Als zeiler sta je toch met opwellende tranen in de ogen stil bij het stoutheid, de morsige balorigheid en het gulle levenskarakter van deze sanguine bard. Anders dan bij Hazes, zingt een romantisch en wat melancholisch type mens mee met de Shaffyliederen. Het is humor en drama tegelijk, oprecht, uit het hart en ontwapenend. Een gesneefde liefde en het eeuwig verlangen. Je wordt met het meezingen een beetje lichter en zweeft mee. Grappig dat Shaffy in het rusthuis lijdzaam commentaar gaf op de aanstormende mediadrukte: “Het blijft hier een rusthuis, je rust je rot’.
Toch wel nodig, dat zweven in deze donkere dagen. Wat avontuurlijkheid en durf, durf! Blote durf, Nakende durf, voor het grote avontuur dat met humor en een knipoog voortgaat. Iedereen neemt in deze dagen een beetje Shaffy mee naar bed. Het blijft immers de amicale jongen, een uitdagende blik in de ogen en die ronde mond die vruchten plukte waar een ander niet bij kon. Weg met het brave imago van de Normen- en Waardecommissies. Geen dubbele tong die met Shaffy kan meezingen. Het heeft wat, die Shaffyliederen, een rijm zonder vloeiend metrum, een bonkig en hortend soort woordspel, dat je toch niet vergeten kan. Dat lijkt weer een beetje op zeilen, tenslotte. Het dynamische avontuur en het ongerijmde. De maatsoort houden en er de tegendraadsheid expres uit op laten klinken. Het foute en stoute gaan samenen, over het hele zog van de wereld gespiegeld in het water, dat grootste, uit volle borst. Precies op het moment dat de Solo’s in winterslaap gaan, gloeien al de avondzonnen dag na dag en wijkt iedere benauwde gedachte, weggeslingerd tot vér over de horizon. Jean-Louis Pisuisse zong het lied eerst in 1917 (P. werd in Amsterdam vermoord met als motief een crime-passionnelle) en Ramses Shaffy maakte het lied nóg intenser. Hier de laatste regels:
‘Het leven is heerlijk, het leven is mooi,
Maar – vlieg uit de lucht en kruip niet in een kooi
Mens durf te leven
Je kop in de hoogte, je neus in de wind
En lap aan je laars hoe een ander het vindt
Hou een hart vol warmte en van liefde in je borst,
Maar wees op de vierkante meter een Vorst!
Wat je zoekt, kan geen ander je geven,
Mens durf te leven! ’
Is getekend: John Wilson, bij de dood van Ramses Shaffy, 1 december 2009