Vandaag kwam de Duitse Christine Schornsheim als studiogast in het WDR3- radioprogramma op het klavecimbel Bach spelen. Even serieus als ‘Begeisterd’ werd zij aan het woord gelaten. Tussendoor enige fuga’s van Bach. Een fan van FC Koeln in hart en nieren en het klavecimbel bespelen als de beste. Vierhandig leek het wel. Boventonen, accoorden en tegen de keer in, stevig opgezette, trillende noten. Alsof zij lichte aria’s kan zingen met een Smith&Wesson-blaffer om de heup. Of je het mooi vindt of niet: klavecimbelspel is het bezielde schreien. Voor de liefhebbers een massage van de ziel. Hoe leer je dat, hoe kan dat geniale opklinken uit het taaie notenschrift? Wat linkse hobby’s zoal doen en veroorzaken. Fuga’s zijn namelijk de wiskundige breinbrekers in de muziek. Bach schreef 24 fuga’s en daarna weer 24 om aan toe te voegen. Het zijn mijlpalen van de psychologie. Een wereldoorlog speelt zich af in iedere fuga. Hij wist wat hij deed. Na de dood van zijn vrouw in 1720 zijn deze fuga’s ontstaan. Muziek als een diep denkraam voor verdriet, troost en vergeving. Die noten staan er. Bach heeft dit gemaakt en wie vandaag een stuk hout tot een zeilboot wil bewerken, kan niet meer zonder de zwaarte en het temperamentvolle dat uit zijn fuga’s opklinkt. Bach heeft daarmee een stukje van de wereld getekend: dat stukje zijn wij geworden. Of je zijn fuga’s gehoord hebt of niet. We zijn er door gevormd. Dat soort geluk kan als duivenpoep op je hoofd landen. Je wist het eerst niet, maar je zit er nu aan vast. Dat heet een culturele erfenis.
Nu was Bach geen heilige. Zelfs Bach ‘Musste sich herumslagen mit Erdische Problemen’. Geldzorgen, een uitbreidende familie en de volgende compositie! Het conflict tussen het collectieve en het unieke: daar begint de verwondering bij iets moois dat je raakt. Tussen voetbal en Bach’s fuga’s. Waar zou je beginnen te zoeken als je niet weet waar te beginnen? Ter vergelijking: de Nederlandse dichter Kloos zei in de 19e eeuw: ‘Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten’. Dat unieke, hoogst individuele, daar kan een Chinees aan de andere kant van de wereld weer helemaal niets mee. In China pak je de grootmeester bij de lurven om hem helemaal correct te immiteren. Immiteren is het hoogste bereikbare. Kan je als Chinees nabootsen, (hier de falende vertaling in Westers jargon), dan ben je iemand. Dan kan je wat. Ping-pongen of tekenen, het maakt niet uit. Oefenen, oefenen en oefenen in de nabootsing. Dan heb je macht over materialen en geestelijke krachten. (De Olympische zeilers kennen die mantra van binnen uit). Bij het lesgeven aan een Chinese gaststudent heb ik eens die wereld van perfecte kunde (lees de schraalheid van de vertaling) van dichtbij meegemaakt. De brede glimlach bij het resultaat. Een goudvis zwom spartelend in een zilverkleurig beekje, op papier weliswaar, maar hij spartelt toch duidelijk als zijn eeuwenoude voorgangers. Probeer dan het unieke van Mondriaan eens uit te leggen! De bamboeblaadjes wuifden naar hun Chinese vriendjes in het water. Wie zegt cliché, slechte Chinese Cliché, geeft een waardeoordeel af over onze Vinexwijken, Ikea-klantenkaart en de dolle-dwaze- dagen. Van Intra-Tuin-Praxis-Bouwmarkt en koffie bij de AH-bonus. Doen wij niet hetzelfde bamboeblaadje na en wuiven ons daarmee het eeuwig leven toe in de overtuiging origineel te zijn?
Terug naar Bach. Er zijn mijlpalen die pijn en troost opwekken. Een Mondriaan leren begrijpen kost ook moeite en energie. Wat je er voor terug krijgt is aan de kijker en de belangstellende. Een zekere voorliefde voor inspanning is er bij nodig. Verwondering. Lust tot het vinden van verbeelding en ja, dat ene woord weer, een begeestigde brengt jou een verhaal bij. Dat is alles. Bij Solozeilers ontdek je eerder nieuwsgierigheid naar verwondering dan geestelijke luiheid. Dat zie je meteen. Linkse hobby’s of niet, de Soloduif kakt je helemaal van onder tot boven met zijn geluk. Wees er blij mee.
John Wilson,
18 januari 2012