Het is grappig dat deze discussie nu weer oplaait. Reeds in 2008 was dit een thema op de ALV en werd er op het Forum op de site van de Soloklasse over gediscussieerd. Interessant is dat een toenmalige tegenstander nu een aanjager en voorstander is!
Ook in de ALV van 2017 werd dit onderwerp ingebracht. Te lezen op de Soloklasse site is dat hierop door de vergadering “enthousiast werd gereageerd”. Ik was bij deze vergadering aanwezig, en er werd juist niet enthousiast gereageerd!
Maar goed, ik zal eens een poging wagen een bijdrage te leveren aan de discussie. Wij varen in een eenheidsklasse. Dit betekent dat de regels strikt zijn en de ruimte voor innovatie bewust beperkt. Dit is voor veel zeilers ook precies waarom ze voor zo’n klasse kiezen! Mensen die gek zijn op experimenteren, knutselen, nieuwe technieken toepassen, etc. varen in bijvoorbeeld een Moth of in een FD.
Natuurlijk hebben we in de Soloklasse (door diverse ontwikkelingen soms ook gedwongen) de regels aangepast. Laat ik me beperken tot de mast. Vroeger werd er gevaren met houten masten. Nadelen: Zwaar, grote diameter, duur, onderhoudsgevoelig, grote kans op breuk, kans op kromtrekken, grote weersgevoeligheid, moeilijk te reproduceren met dezelfde karakteristiek. Aluminium was op al deze punten een veel beter materiaal, dus dat de Soloklasse dat op een gegeven moment heeft toegestaan, is niet vreemd! Iedereen met een Solo had daar voordeel bij! De aluminium mast kon ook veel meer buigen dan een houten exemplaar. De trend in de eerste paar decennia na de introductie van de aluminium mast in de Soloklasse was een buigzame mast van, vooral, de firma Needlespar. Voorstag en zijstagen maximaal los. Als je de wantspanners plat op dek kon leggen was het goed!! Door de vroege buiging stond de mast tijdens het zeilen altijd voorin het mastgat. Een combinatie met een zeer “responsive” zeil, dat goed open woei bij vlagen zoals de zeilen van Dick Batt, leverde voor de meeste Solo zeilers de gouden combinatie! Uitzondering hierop waren de wat zwaardere (80kg+) Solo zeilers! Die zochten naar meer “power” en vonden dit in stijvere masten van Proctor, al of niet later gecombineerd met “stijvere” zeilen. Martin Payne was bij een kampioenschap in Mumbles bij mijn weten de eerste die verscheen met een Mylar zeil. Over het voordeel daarvan werd toendertijd behoorlijk gediscussieerd!
De zwaardere zeilers bleken echter nog een nadeel te hebben! De zeilers met de buigzame mast trokken de achterkant van hun giek nagenoeg op het dek en verkregen daarmee een “lang” achterlijk van het zeil wat harder leek te gaan dan de zeilers met een stijvere mast die hun giek niet zo laag konden trekken. Wat deze zeilers wilden was dat ze de mast meer achterover konden zetten. (Meer “rake”). Dit resulteerde uiteindelijk in een dramatisch ingrijpende wijziging in de klasse regels. Sinds 2008 mag het voorste luchtkast schot verder maar voren worden gezet, waardoor ook het mastspoor verder naar voren kan worden geplaatst. Hierdoor kan er met veel meer mast rake worden gevaren! (Zeker als je ook nog de zeilgroef op dekhoogte uitfreest).
De klasse heeft deze aanpassing overleeft, mede omdat er daardoor ook zwaardere zeilers werden aangetrokken. Voor oudere boten is het echter een grote ingreep om dit aan te passen en daarmee wordt een dergelijke aanpassing van klassenregels m.i. zwaar discutabel! Er is echter weinig over de discussie die tot die regelwijziging heeft geleid terug te vinden. Dit ondanks dat het een ingreep in het ontwerp van de Solo geweest is die niet in het voordeel is van alle Solo zeilers en een grote groep bestaande Solo zeilers op kosten jaagt! Het heeft uiteindelijk voor de Soloklasse niet negatief uitgepakt, omdat dit min of meer tegelijkertijd gebeurde met de grote overgang van houten naar FRP boten, en de commerciële botenbouwers, mastenmakers en zeilmakers speelden er handig op in.
De trend naar veel rake en stijvere masten, al of niet met binnenpijp of sleeve
om de buigzaamheid onderin de mast te controleren, is ook te zien in andere klassen. Mooiste voorbeeld is de Olympiajol. Ook daar van buigzame Needlespar masten naar stijve masten van Proctor. Het grote probleem in de Olympiajol is dat vooral de oudere zeilers daardoor bijna niet meer onder de giek door kunnen bij het overstag gaan. In de Solo speelt dit (iets) minder.
En dan nu na deze “aanloop” naar de overweging om Carbon masten toe te staan. We moeten een beetje oppassen hoe de discussie gevoerd wordt! Ik heb de nu ontwikkelde mast gezien. Deze is niet alleen in strijd met de regel dat een mast moet zijn gemaakt van hout of aluminium, maar breekt tegelijkertijd met een aantal andere regels. Dat moeten we niet vergeten!! Zo is de mast allereerst deelbaar. Dit is niet beschreven in de regels, dus …. mag het niet! (Exact zo staat het in de regels). Verder moet een mast zonder verstaging en met val minimaal 6,7 kg. wegen. De “test” mast is 5,7 kg. dus ook té licht. Verder voldoet de mast niet aan de huidige klassenregels wat betreft maatvoering. De mast is zeker in de top veel te dun in diameter.
De ontwikkelaar wil dus blijkbaar niet één (het toestaan van een carbon mast), maar tegelijkertijd een aantal andere huidige regels gewijzigd zien!
Zou de discussie uitsluitend gaan over het toestaan van carbon voor een Solo mast met inachtneming van de overige huidige klassenregels, dan was de discussie veel gemakkelijker te voeren. Je kunt je dan beperken tot de diverse buigkarakteristieken die je een carbon mast kan geven en of deze exact reproduceerbaar is voor een fabrikant. Precies hetzelfde zoals dat nu de situatie is met aluminium. Ook hoef je niets te wijzigen in de momenteel gebruikte zeilen. Het argument snelheid is er niet, dus blijven over de argumenten duurzaamheid en prijs. Beide vallen (nog) nadelig uit voor carbon, dus vooralsnog geen enkele reden om carbon te overwegen.
Als je in de discussie ook opneemt dat een carbon mast deelbaar wordt, lichter en dunner (zeker in de top), dan wordt deze discussie anders. Alleen al door de mast lichter te maken benadeel je in theorie al iedere huidige Solo zeiler.
Daarnaast is de voorgestelde mast deelbaar met het waarschijnlijk belangrijkste argument dat je een “standaard” onderste sectie kan combineren met diverse bovenste secties die verschillen in zijwaartse en achterwaartse buiging. Deze buiging zal meer kunnen zijn dan met de huidige aluminium masten mogelijk is omdat de secties veel dunner zijn dan nu toegestaan. Dergelijke “swingtop” masten zouden in theorie een snelheidsvoordeel op kunnen leveren. Wel zal je tevens aanpassingen aan zeilen moeten doen. Ook hiermee benadeel je iedere huidige Solo zeiler, omdat hij zal moeten gaan investeren.
(De verder aangedragen argumenten om de mast deelbaar te maken zijn leuk verzonnen maar flauwekul. “Betere actieradius met de elektrische auto”: Voor de meeste elektrische auto’s is er niet eens een trekhaak beschikbaar! “Je mag de mast officieel niet laten uitsteken voor de aanhangerkoppeling”: Klopt, maar er is geen agent die je daarvoor bekeurt).
Samenvattend ben ik tegen het gebruik van de nu ontwikkelde carbon testmast (té licht, té dun en deelbaar) en ben ik ervan overtuigd dat de ledenvergadering van de Engelse Soloklasse er ook nooit mee zal instemmen omdat deze de eenheid in de Soloklasse te veel aantast!
Een carbon mast die verder qua gewicht en afmeting voldoet aan de klassenregels zoals die ook voor aluminium zijn gesteld zou het in de toekomst wel kunnen halen. Moeten we alleen wel waken voor de daarop volgende discussie over gebruik van een carbon giek, en zeilen met een losse broek….!